joris august VERDONKSCHOT ![]() |
|
|||||||||||
Rodin had in De Burgers van Calais al zijn aandacht op het moment van het hart- verscheurende afscheid van de mannen uit de stad gericht. Rodin wilde niet het verhaal van de burgers van Calais beschrijven, meer veeleer binnendringen in de diepste gevoelens van de betrokkenen. Hun innerlijke strijd tussen hun toewijding aan de stad en de angst om te sterven. De afzonderlijke figuren maken in hun soberheid een verheven indruk. De zes mannen staan naast elkaar in twee rijen; de drie die reeds op het punt staan te gaan lopen in de eerste rij, de anderen, met een wending naar rechts, erachter alsof ze zich aansluiten. Hij schiep de oude man met de hangende armen en de zware, slepende tred van grijsaards. De man die de sleutel draagt. In hem huist nog leven voor jaren. Z’n lippen zijn samengeperst, zijn handen bijten in de sleutel. De man die het gebogen hoofd met beide handen vasthoudt als om zich te concentreren, om nog een ogenblik alleen te zijn. En Rodin schiep het vage gebaar van die man die 'door het leven gaat'. Hij keert zich om naar zichzelf. Zijn rechterarm verheft zich, buigt zich, zweeft: zijn hand spreidt zich open in de lucht en laat iets los, zoals men een vogel de vrijheid geeft. Het is een afscheid van al het onzekere. De figuren raken elkaar niet aan, maar er zijn over- snijdingen, die immers ook een vorm van aanraking zijn, afgezwakt door de lucht die ertussen ligt. Wanneer men om de groep heen loopt, ziet men tot zijn verrassing hoe zuiver en groot de gebaren vanuit de golfslag van contouren omhoogkomen, zich verheffen, staan en terugvallen in de massa als vlaggen die men binnenhaalt. De gebaren vormen één lijn en daardoor horen de figuren bij elkaar. Rodin, geboren in 1840, was bij de onthulling 55 jaar. Hij was een man die waar de hartstocht hem niet verleidde, werd gedreven door de armoede. Hij had zich in z’n leven voor één ding, de beeldhouw- kunst, serieus ingespannen. 'Wie het ene begrijpt, begrijpt alles, want aan alles liggen dezelfde wetten ten grondslag'. Hij werkte altijd met modellen. En observeerde ze, noteerde wendingen, verkortingen, profielen, bewegingen die geen vermelding waard zijn. Hij verraste zijn modellen in hun gewoontes en toevalligheden, bij uitdrukkingen die nog in een beginstadium waren, bij vermoeiheden en inspanningen. Rodin kende alle overgangen in hun trekken, wist waar het glimlachen vandaan kwam en waarheen het terugviel. Hij liet zich niets over de betreffende persoon vertellen, hij wilde niets anders weten dan wat hij zag. Het was niet het zichtbare zelf, maar iets daarin dat zijn aandacht trok. De jonge Rainer Maria Rilke vroeg Rodin hoe te leven. Rodin antwoordde: 'Door te werken'. Toen werd het Rilke duidelijk dat werken leven zonder doodgaan is. |
![]() |
|||||||||||
|
||||||||||||
<< | ||||||||||||